Filosofie: hoe concepten het denken kunnen beperken
In deze filosofiecolumn is de afgelopen vijf jaar veel met jargon te maken geweest, want filosofie gaat altijd over jargon. Je zou zelfs kunnen zeggen dat een belangrijk deel van de filosofie draait om de vraag welk begrip ‘concept’ men zou moeten hebben. Aan de ene kant is het, net als veel andere dingen, een kwestie van smaak. Als je bijvoorbeeld een ietwat slordige zin schrijft: “Concepten zijn iets geweldigs, want zonder hen kunnen we niet denken”, biedt dit al veel mogelijkheden om ze te overwinnen. Onder andere omdat je het over het algemeen zult lezen alsof de termen er eerst staan en we ze daarna gebruiken om na te denken, net zoals we een gereedschapskist gebruiken als we thuis een manueel probleem willen oplossen. Maar met minstens evenveel rechtvaardiging kan men ook beweren dat concepten alleen door redeneren tot stand komen.
De persoonlijkheid die we aan concepten toekennen, kan echter relevant worden vanuit praktisch, zelfs politiek oogpunt. Hoe zou dat kunnen, met iets dat uiteindelijk alleen in onze gedachten gebeurt?
Het woord ‘concept’ bevat al de greep, het grijpen van iets – het is dus een zeer goede vertaling van de Latijnse vorm ‘conceptus’, die ook komt van ‘begrijpen’ of ‘ontvangen’. Maar wat is dit andere, dit begrijpelijke? Volgens een traditionalistisch idee is een concept iets algemeens, waarbinnen verschillende individuele toestanden (zoals objecten in de buitenwereld) kunnen worden ondergebracht. Een concept is dan iets met behulp waarvan men stevige oordelen velt, zodat men de wereld grofweg in twee helften kan verdelen: aan de ene kant alles wat onder het concept valt, aan de andere kant. Een concept als “vierkant” «verdeelt de wereld in alles wat hier vierkant is en alles wat daar niet vierkant is.
“Analist. Schepper. Zombiefanaat. Fervente reisjunkie. Popcultuurexpert. Alcoholfan.”