Aanbevelingen voor het beheer van contrastmiddelen bij diagnostische MRI bij multiple sclerose/DMSG
MRI-scans zijn nog steeds van groot belang voor de behandeling van MS – Commentaar door Mark Pawlitzky en Sven J.
Diagnostische MRI blijft een hoge diagnostische waarde hebben, maar ook therapeutische waarde voor de zorg voor patiënten met multiple sclerose. Diagnostische criteria alleen hebben onlangs het belang van MRI versterkt. Al na de eerste klinische episode kan de diagnose MS worden gesteld door de juiste verdeling van demyeliniserende foci die kenmerkend zijn voor MS op de initiële craniale en spinale MRI. Er moet echter ook bewijs zijn van een laesie met verbeterd mediacontrast als criterium voor temporele dynamiek. Hoewel dit criterium kan worden vervangen door het vinden van een geschikt hersenvocht (detectie van zogenaamde oligoklonale banden), mag dit niet leiden tot het verstrekken van een contrastmiddel. Actuele gegevens uit het MS-dossier van de DMSG laten over het algemeen een interessante ontwikkeling zien. Omdat de onmiddellijke implementatie van de huidige internationale aanbevelingen leidt tot een verbetering van eerdere MRI-onderzoeken en daarmee tot een vermindering van onnodige toediening van contrastmiddelen. In detail is toediening van contrastmiddelen niet langer redelijk, vooral niet voor reguliere MRI-scans, maar de huidige aanbevelingen blijven de basisvereisten voor optimale monitoring met MRI benadrukken:
1. Gestandaardiseerde MRI-beeldvormingsprotocollen, die dus een goede vergelijking met eerdere beelden mogelijk maken en
2. MRI-scans van de schedel, vooral om kwaadaardige ziekteactiviteit op te sporen.
Voorzichtigheid is geboden als men het succes van immunotherapie wil beoordelen door middel van follow-up MRI. Hierbij dient drie tot zes maanden na de start van de behandeling een MRI-scan als primaire bevinding te worden beschouwd (de zogenaamde baseline herbepaling), die dan doorslaggevend is als vergelijking met aanvullende MRI-controles. Het feit dat bij progressie van de ziekte de toediening van contrastmiddel meestal achterwege blijft, komt overeen met eerdere ervaringen uit onderzoeken die een leeftijdsgerelateerde afname van met contrastmiddel versterkte laesies bij MS² aantoonden. Wel kan toediening van een contrastmiddel overwogen worden, zeker bij verdenking op secundaire chronische progressie, om de (nog) aanwezige ontstekingsactiviteit vast te stellen.
“Analist. Schepper. Zombiefanaat. Fervente reisjunkie. Popcultuurexpert. Alcoholfan.”