Taalfilosofie: dubbelzinnige metaforen – het spectrum van de wetenschap
Wat is de gemene deler tussen de volgende zinnen? ‘Alleen het moeilijke komt de tuin binnen.’ ‘De nieuwe minister van Financiën is het breekpunt van het stoplicht.’ ‘Het boek moet de bijl van de bevroren zee in ons zijn.’
Het antwoord is simpel: als we het letterlijk nemen, dan zijn alle drie de zinnen zinloos. Er is geen tuin waar de voordeur wordt getest om te zien of je indruk kunt maken op degenen die naar binnen willen. Als het bestaat, is het niet bedoeld voor de eerste zin. Het kan ook zijn dat de stoplichtmast ergens een vooraf bepaald breekpunt heeft, zoals Jan Gänger Hij schrijft op n-tv.de, maar als het bestaat, is die clip niet Christian Lindner. Evenmin kun je een bevroren zee doorboren met een boek, zelfs als Franz Kafka erom vroeg in 1904, nog los van het feit dat geen mens een zee heeft – alleen qua volume is dat moeilijk.
Hoe begrijpen we deze zinnen nog zo goed in figuurlijke zin? Dit komt omdat ze metaforen gebruiken. Maar wat houdt dat precies in en hoe werkt het?
Sinds de oudheid is er een traditioneel antwoord op deze vraag, namelijk: naar analogie. Als men figuurlijk spreekt, is er altijd een soort vergelijking met vier waarden van A, B, C en D in het spel, waarbij A tot B hetzelfde is als C tot D. In de eerste zin kan men bijvoorbeeld interpreteren de betekenis van de uitdrukking “het moeilijke”. Leg uit dat bijzonder veerkrachtige mensen (a) reageren op de hindernissen van het leven (b) op dezelfde manier als vaste stoffen (c) reageren op de stress van een testobject (d). In de derde zin zou je kunnen zeggen dat het hier gaat om het leven van de energetische, bewegende menselijke ziel (a), die betrekking heeft op een verdrongen en naar buiten verdrongen karakter (b) als een open, stromende zee (c) in een bevroren zee (d).
“Analist. Schepper. Zombiefanaat. Fervente reisjunkie. Popcultuurexpert. Alcoholfan.”