Fenotypische plasticiteit – Wetenschapsspectrum
Verkrijg de roodwangschildpadden (Trachimys scripta elegans) Nakomelingen, het wordt spannend. Hun geslacht hangt af van waar de vrouwtjes hun eieren leggen. Als ze hun poten op schaduwrijke en koele plaatsen zetten, komen de mannetjes van de dieren uit; Aan de andere kant, als je het op zonnige en warme plaatsen zet, zullen er vrouwtjes verschijnen.
In de bergkikkers Spadfoot (Spea multiplicata) Wat ze eten, bepaalt echter welke vorm ze aannemen en hoe ze zich gedragen. De kikkervisjes voeden zich voornamelijk met algen en planktonorganismen – en verschijnen dan als collectieve, langzaam zwemmende, smalhoofdige carnivoren. Als ze echter op kleine schaaldieren jagen, evolueren ze tot enorme en snelle solitaire carnivoren. Aan de andere kant verhogen wilde radijsplanten, die worden aangevallen door witte rupsen, binnen enkele uren de productie van antilichamen sterk, waardoor de rupsen op hun plaats blijven.
In alle drie de voorbeelden ontwikkelen organismen verschillende kenmerken die onafhankelijk zijn van hun genetische samenstelling, afhankelijk van welke omgevingsfactoren – temperatuur, voedselvoorziening en roofdieren – hen beïnvloeden. Met andere woorden: in deze gevallen vormt de omgeving het uiterlijk (“fenotype”) van het organisme. We hebben hier te maken met de zogenaamde fenotypische plasticiteit, de diversiteit van uiterlijk volgens invloeden van buitenaf.
Biologen raken steeds meer geïnteresseerd in dit onderwerp omdat het centraal staat bij pogingen om de evolutie van het leven te begrijpen. Zoals de resultaten van recent onderzoek laten zien, komen bijna alle kenmerken van een organisme voort uit de interactie van genen en omgevingsfactoren; Veranderingen in het uiterlijk worden soms doorgegeven aan het nageslacht; Fenotypische plasticiteit versnelt en verandert soms de fylogenetische ontwikkeling…
“Analist. Schepper. Zombiefanaat. Fervente reisjunkie. Popcultuurexpert. Alcoholfan.”