Vulkanische hotspots zijn kouder dan verwacht
De enorme ophopingen van gesmolten gesteente die geïsoleerde vulkanen zoals Hawaï, IJsland of de gigantische Yellowstone-vulkaan voeden, zijn vaak verrassend cool. Dit roept vraagtekens op bij de 50 jaar oude hypothese over de oorsprong ervan. Dit is het resultaat van een werkteam onder leiding van Xiyuan Bao van de Universiteit van Californië in Los Angeles, na seismische metingen die informatie verschaffen over de temperatuur in het binnenste van de aarde. Zoals het team zegt in “Science”, is ten minste 40 procent van de hotspots te koud om uit de diepe mantel te tillen. Het is dus op zijn minst onduidelijk of het begint bij de grens tussen de kern van de aarde en de mantel, zoals de klassieke theorie vereist.
De hotspot bestaat uit een kanaal waardoor materiaal uit grote diepten opstijgt en een paddestoelachtige bel vormt onder de aardkorst, waaruit de vulkanen erboven zich voeden. De werkgroep van Bao heeft de snelheid van seismische golven in de mantel onder het hotspotmateriaal gemeten en daaruit hun temperatuur berekend. Deze wordt verwarmd door de hot spot, maar is gelijkmatiger zodat effecten zoals samenstelling niet interfereren met de temperatuurmeting. Uit de op deze manier berekende temperatuur leidde het team op zijn beurt af hoe heet het hotspotmateriaal zelf was. Om snel genoeg van grote diepten op te stijgen, moet het van de bodem naar binnen geduwde materiaal minstens 100 tot 150 graden heter zijn dan de smelttemperatuur van de mid-oceanische randen die als vergelijking wordt gebruikt.