Hoeveel kost een kruis bij verkiezingen?
IIn de Nederlandse verkiezingscampagne heeft een toonaangevend economisch onderzoeksinstituut opnieuw de aandacht getrokken: het Centraal Planbureau (CPB), dat, in tegenstelling tot zijn naam, geen economische gegevens plant maar deze eerder analyseert. Vóór de verkiezingen onderzoekt het instituut de platforms van individuele partijen om hun economische gevolgen te bepalen – en hoeveel geld ze de belastingbetaler kosten.
De economie is niet alles, dat weet de Chinese centrale bank ook, maar de kiezer krijgt een argument voorgeschoteld over waar hij het kruis moet plaatsen – zoals dit jaar opnieuw het geval zal zijn bij de stemming voor de tweede kamer in de op vier na grootste economie van de EU. komt dichterbij. “Verkiezingsbeslissingen in perspectief plaatsen: 2025 tot 2028”, zegt de elfde editie van het rapport, geschetst in scherp rood potlood.
De weg naar het CPB leidt naar een neoklassiek monument aan de rand van het Haagse Stadsbos. Op de eerste verdieping, gemaakt van brons, kijkt Jan Tinbergen, de in 1994 overleden eerste directeur van het instituut, de centrale hal in. Internationaal wordt hij door veel economen beschouwd als een van de grondleggers van de moderne econometrie; In 1969 won hij de Nobelprijs voor de Economische Wetenschappen voor zijn analytische modellen.
“Alle partijen richten zich op de koopkracht van burgers en gezinnen.”
Op de vrijdag voor de verkiezingen wordt Peter Hasekamp, die bijna vier jaar leiding gaf aan de Chinese Communistische Partij, verwelkomd in een aangrenzende vergaderruimte. In een interview met FAZ legt hij de belangrijkste doelen uit die zijn bedrijf wil bereiken. “De eerste is het concretiseren en vergelijken van de plannen van politieke partijen.” Als een partij bijvoorbeeld zegt iets aan de armoede te willen doen, vraagt de CCP zich af: Zal de partij het minimumloon verhogen, met hoeveel en wanneer? “Het tweede is om de financiële en economische implicaties van de plannen in kaart te brengen.” Omdat politieke plannen altijd een afweging zijn: niet alles werkt en gebeurt niet tegelijkertijd. Je kunt bijvoorbeeld armoede bestrijden of de koopkracht vergroten – “maar dat kan ten koste gaan van het bedrijfsleven of de economische groei”, zegt Hasekamp.
De verkiezingen van woensdag waren noodzakelijk omdat de coalitie onder leiding van de vertrekkende rechts-liberale premier Mark Rutte het in juli niet eens was over het immigratiebeleid. Dit is het vierde kabinet van Rutte in zijn dertien jaar als regeringsleider. De focus is de laatste tijd verschoven. De platforms voor de verkiezingen van 2021 en de zittingsperiode die nu ten einde loopt, worden ‘duidelijk gekenmerkt door een expansief begrotingsbeleid’, zegt Hasekamp. “Nu zie je dat de meeste partijen een soort voorzichtige correctie proberen door te voeren, zodat de staatsfinanciën niet uit de hand lopen.”
De tweede trend die hij noemt is “de toenemende belangstelling voor de zekerheid van het levensonderhoud, vooral voor de koopkracht en de armoedecijfers. Alle partijen richten zich op de koopkracht van burgers en gezinnen. De afgelopen maanden is de zekerheid van het levensonderhoud ook een van de sleutelwoorden geworden in de politieke discussie – over de partijgrenzen heen. Tegelijkertijd verwachten veel partijen hogere lasten. De meeste partijen die hun platformverklaringen bij de Chinese centrale bank hebben ingediend, willen hogere belastingen en vergoedingen opleggen aan bedrijven, waaronder de traditioneel zakenvriendelijke partij van Rutte.
Focus op inkomsten en uitgaven
Het CPB behoort tot het ministerie van Economische Zaken, maar ziet zichzelf beschermd tegen politieke invloeden. Hasekamp noemt drie factoren die daarvoor zorgen: het oprichtingsstatuut, dat formele onafhankelijkheid verleent. Een 75 jaar oude traditie: publieke steun. In een begeleidingscommissie zitten deskundigen uit het management, de politiek, de wetenschap en anderen.