Wanneer een vrouw net zo competitief is als een man
Vrouwen hebben minder vaak leidinggevende functies dan mannen. Vaak wordt als reden gegeven dat ze de neiging hebben om concurrentiesituaties te vermijden. Economen Alessandra Cassar van de Universiteit van San Francisco en Mary L. Ridgeon van de Universiteit van Arizona hebben deze veronderstelling getest. Ze toonden in hun ervaringDat een vrouw van nature niet minder competitief is dan een man – het hangt er gewoon van af wat er op het spel staat.
De 238 geteste personen (waarvan de helft vrouwen) moesten in groepjes van vier eenvoudige numerieke problemen oplossen en konden geld verdienen. De prijzen werden anders verdeeld. In de eerste ronde kregen alle deelnemers wat geld voor elk correct (niet-competitief) antwoord. Vervolgens creëerden de onderzoekers concurrentie tussen de proefpersonen.
Terwijl in de “egoïstische” versie alleen de beste twee van een team van vier iets winnen, kunnen in de “sociale” versie de top twee het bedrag delen met de verliezers. In het laatste deel van het experiment kunnen de proefpersonen kiezen tussen een competitieve en niet-competitieve winstverdeling. De laatste was de “egoïstische” variant van de ene helft van de groep en de “sociale” variant van de andere helft.
In het eerste geval koos slechts 35 procent van de vrouwen voor het competitieve alternatief. Daarentegen nam 60 procent van de vrouwen deel aan de wedstrijd als ze de winst mochten delen. Het gedrag van mannen veranderde niet: in beide gevallen koos ongeveer 50 procent voor de competitieve optie. Cassar en Rigdon concluderen uit de bevindingen dat vrouwen niet minder competitief zijn dan mannen. Als er goede doelen waren, kozen ze ervoor om in ieder geval vaker te concurreren.